Mededingingswet
De Autoriteit Consument & Markt (ACM) ziet toe op eerlijke concurrentie in Nederland. De ACM bestrijdt partijen die kartels vormen en daarbij bijvoorbeeld prijsafspraken maken én partijen die misbruik maken van een economische machtspositie. Zij toetst fusies en overnames. De ACM houdt toezicht op alle sectoren van het bedrijfsleven.
De ACM handhaaft de Mededingingswet.
Artikel 6 van de wet luidt:
"Verboden zijn overeenkomsten tussen ondernemingen, besluiten van ondernemersverenigingen en onderling afgestemde feitelijke gedragingen van ondernemingen, die ertoe strekken of ten gevolge hebben dat de mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan wordt verhinderd, beperkt of vervalst."
De Mededingingswet gaat uit van een verbod van alle mededingingsbeperkende afspraken. Bij overtreding van dit verbod kunnen zeer hoge boetes worden opgelegd. De Mededingingswet heeft niet alleen gevolgen voor de individuele ondernemingen maar ook voor de brancheorganisatie NSO en de commerciële samenwerkingsverbanden.
De belangrijkste bepalingen in de Mededingingswet zijn:
- alle concurrentiebeperkende afspraken zijn verboden tenzij een vrijstelling van toepassing is of een ontheffing is verleend;
- misbruik van een economische machtspositie is verboden;
- er geldt een preventief toezicht voor fusies en overnames;
- de uitvoering en handhaving van de wet is overgedragen aan de Autoriteit Consument & Markt (ACM).
Het maken van afspraken en het geven van adviezen die feitelijk leiden tot onderling afgestemd marktgedrag zijn dus verboden. Het doet er niet toe of de afspraken zijn vastgelegd op schrift of niet. Het verbod geldt voor afspraken tussen detaillisten onderling maar ook voor afspraken tussen fabrikanten, groothandel en detailhandel.
Voorbeelden van verboden afspraken zijn:
- afspraken die betrekking hebben op beperking van de productie, verdeling van afnemers of afzetgebied;
- afspraken over prijzen, prijsverhogingen of kortingen;
- exclusiviteitafspraken;
- dwingend voorgeschreven verkoopprijzen tenzij deze gebaseerd zijn op wetgeving.
Voor onze branche geldt dat voor een groot gedeelte van het assortiment vaste prijzen gelden. Deze prijzen hebben echter allen een wettelijke grondslag en zijn derhalve toegestaan. Zo zijn de vaste prijzen voor tabak gebaseerd op de Accijnswet en de vaste prijs voor de kansspelen op de Wet op de Kansspelen.
Er gelden voor diverse vormen van concurrentiebeperkende afspraken wel vrijstellingen. Deze hebben bijvoorbeeld betrekking op franchiseovereenkomsten, exclusieve distributie- en afnameovereenkomsten en licenties. Voor onze branche zijn een aantal vrijstellingen, ontheffingen en uitspraken van de ACM van belang.
Lectuur
De uitgevers in Nederland hebben aan de ACM een ontheffing gevraagd voor de vaste prijs voor lectuur. De ACM heeft dit verzoek afgewezen. Vanaf 1 juli 2000 is de vaste prijs voor tijdschriften losgelaten. Dit betekent dat iedere ondernemer vrij is zelfstandig de prijs te bepalen van de tijdschriften. In de praktijk wordt echter praktisch niet afgeweken van de op tijdschriften vermelde advies verkoopprijs.
Kranten
Voor kranten ligt de situatie duidelijk anders. De uitgevers van kranten hebben een vrijstelling gekregen. De dagbladen onderscheiden zich van andere producten door de bijzondere waarde die zij hebben voor de dagelijkse voorziening van nieuws, opinies en achtergronden. Daarom is er voor deze sector sprake van een overgangssituatie waardoor de bestaande mededingingsafspraken geleidelijk kunnen worden beëindigd. De vrijstelling maakt afspraken mogelijk tussen uitgevers over collectieve abonnementsprijsverhogingen en over de individuele verticale prijsbinding voor kranten (vaste prijs).
Boeken
Sinds 1 januari 2005 is de Wet op de vaste boekenprijs van kracht.
Branchebescherming in winkelcentra
Een branchebeschermingsovereenkomst is een overeenkomst tussen een eigenaar of beheerder van een winkelcentrum en een onderneming die in dat winkelcentrum is gevestigd. De overeenkomst heeft tot doel de ondernemer te vrijwaren van vestiging in het winkelcentrum van nieuwe ondernemingen die in dezelfde branche actief zijn. Dit beperkt de concurrentiemogelijkheden in een winkelcentrum.
Met een branchebeschermingsovereenkomst kan bijvoorbeeld voorkomen worden dat twee tabakswinkels in hetzelfde winkelcentrum worden gevestigd.
Branchebeschermingsovereenkomsten zijn in nieuwe winkelcentra in beperkte mate vrijesteld van het kartelverbod. De bescherming geldt gedurende maximaal zes jaar nadat de eerste winkel in het desbetreffende winkelcentrum is gestart.
Afnameverplichtingen
De wetgever heeft geen duidelijke criteria gegeven met betrekking tot maximaal toegestane afnameverplichtingen. Afhankelijk van tal van factoren wordt steeds in individuele gevallen bepaald of er sprake is van overtreding van de wet. Van belang hierbij zijn onder meer:
- de duur van de overeenkomst;
- de mate van vrije verkrijgbaarheid van het product;
- het marktaandeel;
- eigendomsverhouding van het pand waarin de winkel wordt geëxploiteerd.
In algemene zin adviseert de NSO franchisenemers in de onderhandelingen met de franchisegever een reëel en werkzaam percentage af te spreken.
Contractvrijheid
De NSO krijgt wel eens vragen over het al dan niet verkrijgen van het recht op distributie van bepaalde merken sigaren of het recht om bijvoorbeeld staatsloten te verkopen. Veelal wordt er dan een beroep gedaan op de Mededingingswet. Deze wet geeft echter geen beperking aan de contractvrijheid van partijen. Partijen zijn vrij om zelf te bepalen met wie zij zaken willen doen.
Nu is het wel zo dat bepaalde aanbieders, die een monopolistische marktpositie bezitten, ten opzichte van diezelfde markt een bijzondere verantwoordelijkheid hebben. Deze aanbieders dienen zorgvuldig te zijn in een verzoek tot levering aan een ondernemer. Veelal dienen objectieve rechtvaardigingsgronden aangevoerd te worden om een verzoek te weigeren.
Een belangrijke weigeringsgrond voor het niet leveren is het feit dat het voor de aanbieder bedrijfseconomisch wel rendabel moet zijn. Als duidelijk voorbeeld hiervan kennen wij de situatie dat de aanbieders van lectuur een vervoersbijdrage mogen vragen voor de levering van tijdschriften.